Wetsvoorstel invoering Beschikking geen loonheffingen

2 oktober 2014

Op 22 september 2014 heeft Staatssecretaris Wiebes van Financiën het voorstel “Wet invoering Beschikking geen loonheffingen” naar de Tweede Kamer gestuurd. In dit wetsvoorstel wordt ter vervanging van de VAR de zogenaamde Beschikking geen loonheffingen (BGL) geïntroduceerd.

Reikwijdte van de BGL

De reikwijdte van de BGL beperkt zich in tegenstelling tot de VAR alleen tot de vraag of voor de Wet Loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) inhoudingsplicht bestaat. Dit werkt ook door naar de inhoudingsplicht voor de premies volksverzekeringen en de verschuldigdheid van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW.

De BGL geeft in tegenstelling tot de VAR geen (voorlopig) oordeel over de wijze waarop de werkzaamheden voor de inkomstenbelasting moeten worden gekwalificeerd. De BGL zegt bijvoorbeeld ook niets over de vraag of iemand in aanmerking komt voor ondernemersfaciliteiten.

Medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever

Een nieuw element is de introductie van de medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever voor de controle op de juistheid van de BGL. De medeverantwoordelijkheid wordt zo vormgegeven dat slechts dan zekerheid met betrekking tot de loonheffingen wordt verkregen, indien naast het soort werkzaamheden dat wordt verricht, ook de wijze waarop en condities waaronder in de praktijk gewerkt wordt, volledig overeenkomen met de wijze en condities die op de beschikking staan vermeld. De opdrachtgever kan dus alleen maar rechtszekerheid ten aanzien van de loonheffingen aan de BGL ontlenen als naast het soort werkzaamheden, alle feiten en omstandigheden die daarop vermeld staan overeenkomen met de feitelijke situatie. Deze wijze en condities hebben betrekking op hetgeen de opdrachtnemer aan de Belastingdienst heeft gemeld bij de aanvraag van de BGL en het betreft alleen de wijze en condities waarop opdrachtgevers zelf beslissende invloed kunnen uitoefenen.

Indien naar aanleiding van feiten en omstandigheden waarop de opdrachtgever geen beslissende invloed heeft achteraf door de Belastingdienst wordt geconstateerd dat er toch sprake was van een dienstbetrekking, dan heeft dit uitsluitend gevolgen voor de opdrachtnemer en niet voor de opdrachtgever. Dit betekent dat in dat geval bij de aanslag inkomstenbelasting van de opdrachtnemer diens inkomen als loon wordt gekwalificeerd, maar dat zijn opdrachtgever geen loonheffingen verschuldigd is.

Introductie webmodule

De Belastingdienst ontwikkelt in samenhang met de BGL een interactieve webmodule waarmee aan de hand van een serie vragen die zijn gebaseerd op de jurisprudentie een oordeel wordt gegeven over de inhoudingsplicht. Direct na het invullen van de vragenlijst wordt zichtbaar of de aanvraag wordt gehonoreerd. Het is vervolgens aan de opdrachtnemer om te beslissen of de BGL daadwerkelijk wordt aangevraagd.

Overgangsrecht

Tenslotte is voorzien in overgangsrecht. Het overgangsrecht bestaat uit twee maatregelen. In de eerste plaats wordt het mogelijk gemaakt om de BGL alvast af te geven als de wet in het Staatsblad is gepubliceerd maar nog niet in werking is getreden. Zo kunnen opdrachtnemers de BGL reeds aanvragen ruim voordat deze geldig wordt door inwerkingtreding van de wet. Dit biedt ook de mogelijkheid tot een gespreide aanvraag en afgifte van de BGL waarmee er niet een onnodige piek in de werkdruk voor de Belastingdienst ontstaat.

In de tweede plaats wordt de geldigheidsduur van de VAR die betrekking heeft op het kalenderjaar 2014 (VAR 2014) verlengd. In de wet is vastgelegd dat de VAR 2014 tot de datum van de inwerkingtreding van wet geldig blijft. Belastingplichtigen die nog niet beschikken over een VAR 2014 of andere werkzaamheden gaan uitvoeren dan waar de VAR 2014 betrekking op heeft en in 2015 voordat de wet in werking treedt een beschikking omtrent de kwalificatie van hun (nieuwe) arbeidsrelatie(s) wensen, kunnen nog een VAR aanvragen.